CARNACIÓN
Dans
Rocio Molina de ‘stoere, ongenaakbare, brutale Madonna van de hedendaagse flamenco’ (Volkskrant) zet de flamencotraditie graag flink op scherp op zoek naar een nieuwe flamenco-esthetiek. Met fenomenale ritmische precisie dansend op het snijvlak tussen traditie en experiment daagt ze zichzelf keer op keer uit om de flamencocodes grandioos te overtreden. Altijd vol poëtische verbeeldingskracht en met volle inzet van haar vrouwelijkheid.
Rocío Molina (Málaga, 1984), mag graag dwarsliggen. In de voetsporen van flamencovernieuwers Israel Galván en Andrés Marín zet de danseres/choreografe uit Málaga (1984) eigengereid en brutaal haar lichaam en haar vrouwelijkheid in op zoek naar een nieuwe flamenco-esthetiek. Galván en Marín, de pioniers van weleer, maken een diepe buiging voor haar. “Vernieuwing draagt alleen vruchten als deze wortelt in traditie” (Igor Stravinsky). Niets is minder waar voor Rocío Molina. Aan Rocío Molina is geen ontkomen aan. Ze blijft iedereen overrompelen. En onverschrokken op avontuur gaan, de grenzen van het genre tartend. De FBN gaat ook deze editie graag met haar mee en sluit de jubileumeditie af in Amare met haar nieuwste en meest radicale werk tot nu toe.In haar nieuwste werk Carnación ‘verknoopt’ Molina flamenco met Japanse bondagetechniek Shibari, religieuze koormuziek en elektronische soundscapes. Ze confronteert haar dansende lichaam met het zingende lichaam van Niño de Elche en drijft mee op zijn impulsen, tussen erotiek en wreedheid, schuldgevoel en frustratie, overheersing en onderwerping, verdriet en tederheid.