Wanneer je het gezellige en bruisende Noordeinde met zijn vele winkels en galeries verlaat, zie je aan het einde van de straat rechts de voormalige herberg De Groene Valck. Jarenlang was dit de naam van het statige pand aan het Noordeinde 165, waar sinds 1630 eten, drinken en vermaak aan de orde van de dag waren.
Moeilijk voor te stellen, maar ooit eindigde de stad bovenaan het Noordeinde. Dit was de noordelijke toegangspoort tot Den Haag. Scheveningse vissers passeerden hier om hun vis te verkopen op de markt voor het Oude Stadhuis. Ze legden lange afstanden af - vaak te voet - door het duinzand en over de Zandslag, die nu Zeestraat heet. Bij terugkomst namen ze turf mee.
Scheveningen veerpont
Vanuit Scheveningen moest je het water oversteken om in de stad te komen. In 1681 lag hier al een ophaalbrug over de Singelgracht. Een busdienst bracht reizigers van Den Haag naar Scheveningen: die heette Veer. De naam van het gedeelte van de straat waar het Noordeinde eindigt, Scheveningseveer, herinnert hier nog aan.
Herberg uit 1630
Hier op de hoek staat een van de oudste herbergen van Den Haag, die bij de oprichting De Groene Valck heette. De lage deur aan de zijkant van het Scheveningseveer is de ingang van de zogenaamde Prinsekelder. Boven deze deur staat het jaartal 1630, toen de herberg zijn deuren opende, maar dit gebouw wordt al in 1592 voor het eerst in documenten genoemd. Otto van Steensel kocht de grond bij de beek om er twee huizen te bouwen. Aanvankelijk waren het woonhuizen, totdat in 1630 de herberg De Groene Valck voor het eerst in een document wordt genoemd. Boven de deur staat een beeld van een prins op een paard met een groene valk op zijn schild.
Drukke zaken
De zaken moeten goed gegaan zijn, vooral omdat de verbinding met Scheveningen in 1653 aanzienlijk verbeterde door de aanleg van de Scheveningse Zeestraet, later Scheveningsweg genoemd. Aan de kop van het Noordeinde wachtten de koetsen die passagiers vervoerden tussen de Haagse markt en het vissersdorp. De koetsiers en reizigers hadden behoefte aan een hapje en een drankje.
Oorspronkelijke staat
Later werd het Noordeinde statiger, met grotere gebouwen in een aaneengesloten rij. De Groene Valck kreeg gezelschap van zes andere huizen aan de westkant van Scheveningseveer, waaronder een smederij. Bij een verbouwing in 1831 werden nieuwe ramen en deuren in de gevel aangebracht. Voor het pand stond een grutterij. Deze verdween later om plaats te maken voor eten en drinken.
De Kleine Witte
In 1881 werd De Groene Valck omgedoopt tot De Kleine Witte. Dit verwijst waarschijnlijk naar de "grote" Witte, de herenclub die nog steeds floreert op het Plein in de binnenstad. Koetsiers die daar een klant hadden gebracht, konden bij De Kleine Witte wachten op een hapje tot ze hun passagier weer konden ophalen. De toenmalige eigenaar was A.J. Prins, wiens nazaten het restaurant tot voor kort runden onder de naam Taveerne De Prins. Een van hen, Pieter, heeft het huis laten restaureren.
Toen prinses Juliana zich in 1936 verloofde met prins Bernhard, was dit de ideale plek voor een uitbundig feest. Zo uitbundig zelfs dat de 300 jaar oude gebinten begonnen te scheuren en er opnieuw een architect moest worden ingeschakeld voor de restauratie. Daarvoor werd Co Brandes aangetrokken. Het huidige gebouw werd dan ook meermaals gerenoveerd en gemoderniseerd.
Foto's door Dirk Bus
De gevel werd vervolgens aangepakt door H. Lelie, die beelden van de Haagse beeldhouwer Dirk Bus (1907-1978) op het Scheveningseveer liet plaatsen. Ze herinneren aan de band van de herberg met het vissersdorp: we zien een visser in een oliejas met een zuidwestpunt op zijn hoofd en een vis in zijn hand als vette vangst, en een vrouw met haar baby in haar armen, die de zee oversteekt en wacht op de boot met haar man en de vangst aan boord. Aan de kant van het Noordeinde dobbert een zeilboot aan de gevel. Met zulke verwijzingen is Scheveningen nooit ver weg.