Het is onmogelijk niet onder de indruk te raken van deze kerk aan de Parkstraat. De neogotische kerk, gebouwd tussen 1875 en 1878, is van de hand van niemand minder dan Pierre Cuypers. De grootste bouwmeester van zijn tijd en bekend van onder andere het Centraal Station en het Rijksmuseum in Amsterdam. Het perceel voor de bouw van de kerk destijds was relatief klein, maar heel duur. Alleen al voor de grond moest aan diverse partijen 114.000 gulden worden betaald! Voor de kerk zelf kwam daar nog 500.000 gulden bij. Het werd daarmee een van de duurste kerken uit die tijd. De helft van het geld werd geschonken door een rijke weduwe, mevrouw Meijer-Hovius, aan wie elk jaar nog een mis wordt opgedragen.
Corsetten
Cuypers slaagde erin de kerk veel hoger en dieper te laten lijken dan de 60 meter die hij is. Dat deed hij door bewust de hoogte te zoeken, net zoals je ziet in de kathedralen uit de vroege Franse gotiek. Om de enorme druk op te vangen, gaf hij het gebouw twee ‘corsetten’; stalen beugels die halverwege het onderste deel en halverwege het bovenste deel om de kerk heen liggen. Zij voorkomen dat de muren onder het bovenstaande gewicht gaan wijken. Om meer diepte te suggereren, gaat de kerk ter hoogte van het priesterkoor over van een driebeukige kerk naar een vijfbeukige kerk. Door het perspectief ervaar je dat de kerk veel breder lijkt dan hij eigenlijk is.
De kerk zelf ligt nét op de rand van het duin, dus niet op de oude duinen zoals het Binnenhof of de Kloosterkerk. Bij de ontwikkeling van naastgelegen nieuwbouw en een parkeergarage in 1990 begon de kerk dan ook te schuiven met alle gevolgen van dien. Jarenlang stond de kerk in de steigers. Netten in de kerk moesten voorkomen dat vallend metselwerk op de kerkgangers terecht zou komen. Uiteindelijk is het kerkbestuur erin geslaagd de kerk te repareren en tegelijk een grote restauratie uit te voeren. Sinds 2009 straalt de kerk weer in volle glorie.
Een ‘Gesamtkunstwerk’
Cuypers was niet alleen als architect betrokken bij de bouw van de kerk, hij ontwierp ook het interieur. Ramen, banken, verlichting en altaren, alles werd vanuit zijn atelier Cuypers-Stoltzenberg in Roermond bestierd. Omdat vrijwel alles in de kerk nog origineel is, geeft het interieur een goede indruk wat destijds als ideaal gold van een neogotische kerk.
Hoogtepunten zijn de doopvont van Cuypers, oorspronkelijk op een andere plek in de kerk, waarvan de deksel opgeschoven kan worden; de 14 kruiswegstaties van de hand van Kläsener, een Duitse schilder in dienst van Cuypers. De schilderijen beelden het lijden van Jezus van Nazareth af en zijn bijzonder omdat de hele reeks nog zo mooi compleet is en na restauratie in zeer goede staat. Boven de schilderingen zien we glas-in-lood ramen, de meesten uit het atelier Nicolas uit Roermond.
Aan het einde van de 19e eeuw had Den Haag als garnizoensstad maar liefst vijf kazernes in de stad. Om alle soldaten ruimte in de kerk te bieden, hadden zij hun eigen banken. Op de banken vooraan zien we de tekst H.H. Officieren geschilderd, daarachter H.H. Onderofficieren. De officieren op het pluche, de onderofficieren op de houten banken. Dat zien we ook in de rest van de kerk. Voorin het pluche, meer naar achteren stoelen met gevlochten riet en achterin de kerk de houten banken. Verschil moest er wezen.
Middeleeuwse oorsprong
Hoe indrukwekkend het gebouw ook, de geschiedenis van de parochie is nog veel indrukwekkender. Al in 1276 werd de parochie in Den Haag gesticht door Norbertijner monniken vanuit Monster. Monster op zijn beurt was gesticht vanuit Middelburg. In de Jacobuskerk aan de Groenmarkt, later bekend als de Grote St. Jacob, droegen zij de mis op. Met de Beeldenstorm in 1566 en de daarop volgende Opstand (1568-1648) komt daar definitief een einde aan. De Grote Kerk komt in handen van de protestanten en de parochie gaat ondergronds. Uit deze begintijd, na het uitbreken van de Opstand, dateert de kerkschat met ampullen, medaillons, rozenkransen en een reliekkruis die verstopt werd in de grond. Eind 18e eeuw werd de verborgen schat bij graafwerkzaamheden aangetroffen en sinds 1978 is deze kerkschat in langdurig bruikleen gegeven aan het Haags Historisch Museum. Daar worden de voorwerpen in de vaste opstelling getoond.
Ondergronds en emancipatie
Tijdens die 17e en 18e eeuw is het katholieken verboden hun mis te vieren, althans in het openbaar en voor het zicht. In schuilkerken komen ze samen, die allengs wat groter worden en ook, naar goed Hollandse gewoonte, worden gedoogd. De parochie had niet één schuilkerk, maar een verzameling van kleine en grote gebouwen. Twee van de meer bekende zijn de schuilkerk in de Juffrouw Idastraat en de schuilkerk in de Oude Molstraat (1722). Met de komst van Lodewijk Napoleon als eerste koning van Nederland, kregen de katholieken meer ruimte. Letterlijk ook, want bij zijn intrek in het Binnenhof bood Lodewijk Napoleon in 1806 de katholieken de Maria ten Hovekapel in het Binnenhof aan. Een aantal beelden in de huidige kerk, zoals de lindenhouten beelden van Maria en Jozef en een beeld van de H. Jacobus van Louis Royer, komen oorspronkelijk uit die vroegere kerken. Met de invoer van de grondwet in 1848 werd de Katholieke godsdienst in Nederland weer toegestaan. Vanaf dat moment ontstaan er plannen voor de bouw van een nieuwe kerk, de huidige St. Jacobus de Meerdere Kerk.